Tapijtkever

De museumkever of tapijtkever (Anthrenus verbasci) is een kleine tot zeer kleine kever. De dekschilden zijn met grijze, gele en bruine vlekken bedekt. De kever wordt zo’n vijf millimeter lang. De larven zijn wat groter en kunnen twaalf millimeter lang worden.
De tapijtkever moet worden onderscheiden van de pelskever (Attagenus pellio).
Van nature zijn de larven van deze kever gespecialiseerde aaseters, die zich voeden met haar en veren. Dierlijke producten zoals wol, leer, veren, textiel en bont zijn dan ook niet veilig voor de larve. In de natuur wordt de larve vooral in vogelnesten aangetroffen. De volwassen kevers zetten hun eitjes af in voor de larve voedselrijke gebieden en zijn daarom in musea zeer gevreesd. De larven kunnen zich door zeer kleine kieren heen werken. Museumkevers zijn de belangrijkste en gevaarlijkste bedreiging voor insectencollecties en opgezette dieren. Door het meeliften op textielproducten tijdens export is de kever wereldwijd verspreid geraakt.
De volwassen kevers zijn minder gevaarlijk. Zij voeden zich vooral met stuifmeel en nectar van bloemen.